Een zoektocht naar hoe ver ik komen kan en wanneer keert de wal het schip?
Mijn vader en moeder waren verknocht aan het water. Als kind zaten we alle weekenden en de vakanties op het Alkmaardermeer. Leren zeilen in een piraatje, zeilschool op de Kaag, er kwamen zeilboten en surfplanken en ik zag mijn vader’s boten groeien van een zeven meter casco motorkruisertje (vader, moeder en 5 kinderen) naar een negen meter Zalmschouw en vervolgens naar een DS Fantasia, een prachtig motorjacht van elf meter, één van de laatsten die toen nog gebouwd werd met de mooie waaiersteven en de ronde kont. Daarna hield het voor hem op. Hij overleed op z’n 60ste. Maar bij de zoons was het watervirus ingegroeid. Ik woonde en werkte in Alkmaar en kocht een afgedankte Flytour. Na twee jaar klussen was het schip in ere hersteld en werd het Alkmaardermeer weer ‘mijn’ stukkie water. Toen we in 2011 een ‘nieuw’ huis kochten in Schagerbrug verkocht ik de Flytour omdat we de tijd en het geld hard nodig hadden voor de restauratie van dit vervallen ‘gedoetje’.
Lange tijd verstreek, maar het water bleef trekken. Regelmatig vond ik toch een manier om op het water te zijn, al was het maar als opstapper op het schip van mijn broer Peter, een mooie Drentse Kotter. Mijn broer Mark kwam met het voorstel een dagje een ‘fluisterbootje’ te huren en kort daarna voeren we met onze vrouwen in een aluminium puntertje tussen de Noord-Hollandse rietkragen, zonder gehinderd te worden door het constante geronk van een benzine motor.
Dat was voor mij iets geheel nieuws: aluminium en elektrisch. De tijd daarna kon ik het niet helpen dat, telkens als ik op de Westeinder was, mijn aandacht getrokken werd naar alles wat er zoal geruisloos en van aluminium voorbij kwam varen. Deze nieuwe interesse deed mij ook vele uren spenderen op het internet. Wie, wat, waar en hoe opende een geheel nieuwe wereld van sloepen, tenders, werkboten, puntertjes en jons. Twee dingen begonnen op te vallen: alle boten lijken op elkaar én, om de een of andere reden moeten tenders en sloepen hard kunnen varen, waar ze in mijn optiek helemaal niet voor bedoeld zijn. De snelle boten, dat zijn de plastic witte gedrochten waar je in Nederland bijna nergens mee terecht kunt. Ik weet het, ik ben bevooroordeeld, maar dat is mijn vaders schuld. De nostalgische vormen en lijnen maken een schip mooi. Zo ben ik opgevoed. Dit principe is dankzij ‘de vraag van de consument’, over boord gegooid. Gelukkig vind ik tussen al die boten ook de botenbouwers die vasthouden aan ‘traditioneel’, dat wat nautisch ‘mooi’ maakt. Een boot hoeft niet altijd stahoogte te hebben en daarmee een heeele hoge romp én een heeele hoge opbouw en als het effe kan een nog hogere stuurstand (het sherry-dek).
Enfin, de beste stuurlui staan aan wal en ik begon te bedenken, dat als ik dan voor mezelf een boot zou bouwen, hoe zou dat er dan uitzien. Ik hoef er niet mee op vakantie, dus een bootje waar ik, mijn vrouw, de hond en wellicht nog een paar vrienden, bij uitsluitend mooi weer, een dag op kunnen recreëren. Biertje, wijntje, beetje zwemmen en eind van de middag, licht verbrand weer naar huis. Dus slaapplaatsen niet nodig. Aluminium ja, elektrisch ja. Niet dat ik nu zo’n klimaatactivist ben, maar ik realiseer me dat de productie van aluminium niet duurzaam is, maar aluminium is oneindig recyclebaar én er komt een dag dat diesel en benzine simpelweg niet meer mag. Aluminium is 2½ keer lichter dan staal en dus ook minder energie nodig voor de aandrijving. Modern of klassiek? Klassiek natuurlijk, nou ja, wel eigentijds, als dat kan met scheepstypes als de schouw, vlet, boeier, botter, aak, sloep, enz. Betaalbaar, dus ook basaal. Zoals je op je open zeilboot óók geen toilet, keuken en slaapplaatsen hebt. Zitten doe je op het lage gangboord of klapstoeltje. Zoals bij kamperen met een tent of vouwwagen laat je ook je luxe thuis. Koelkistje en broodjes mee. Wil je comfort, dan koop een drijvende caravan. Het moeilijkste komt nu, de vormgeving. Wat vind ik mooi en hoe ga ik dat visueel maken. Na wat schetsen kies ik voor het scheepstype schouw. Ik bedacht me dat het misschien beter is om iets te maken wat je van alle kanten bekijken kan, een scheepsmodel. Nu heb ik wel wat ervaring en affiniteit met modelbouw. Ik had al eens een paar bouwdozen gekocht, waarbij alle onderdelen al kant en klaar in de verpakking zitten en je eigenlijk alleen nog alles, min of meer, volgens een handleiding in elkaar moet zetten.
Flint
Niet gehinderd door enige kennis van botenbouw ben ik achter mijn computer gaan zitten, om uit te vinden of ik van drie twee-dimensionale tekeningen een drie-dimensionaal model zou kunnen maken, een spantenplan. Hoe groot zou het echte schip moeten worden? Ik vergelijk op Google de botenafbeeldingen en kies voor 6,5 meter, niet te klein, niet te groot. De uitstraling van het schip moet ook basaal zijn, zo min mogelijk randjes en richeltjes. Ondanks dat, toch een mooie zeeg, stoer maar niet lomp. Enfin, ik teken het spantenplan en print het op papier. Schaal 1:10. De bouwmarkt voorziet me van 4mm triplex en het hobbyen kan van start. De TV is voor mijn vrouw, want ik spendeer menig uurtje in de garage, waar ik een RSI-arm krijg van het figuurzagen. Maar goed, als alles in elkaar zit en geschilderd, heb ik begrepen hoe ik uit het niets een 3D-scheepsmodel maken kan. Het bootje, de ‘Flint’, gaat op de kast en ik ga weer tekenen.
Dutch Floryn
Het volgende schip moet echt kunnen varen, dus ik maak het model wat groter: 90 cm lang. Nu gaat het niet zozeer om óf ik het kan, maar vooral om de vormgeving. Dus ik kijk goed naar de zeeg, verhoudingen lengte, breedte, hoogte, schuintes en het dilemma: mét of zonder kajuit en als ik denk: dit wordt h’m wel, haal ik weer het triplex en nu ook vliegtuigplex, prachtig houtmateriaal, 0,8 mm dun en toch sterk. Ook nu weer de vele uren figuurzagen, maar uiteindelijk krijgt het schip z’n vorm en noem ik het schip ‘Dutch Floryn’. Het schip is klaar, op nog één ding na: de elektronica. Met mijn vrouw én het schip gaan we naar een modelbouwwinkel in Groningen. Ik word keurig voorzien van alle componenten waarmee ik het schip radiografisch maken kan. En verdorie, alles werkt. Ik word nu pas nerveus, want ik kan een proefvaart gaan maken. Op een bijna windstille middag leg ik de Dutch Floryn achter in de auto en rijden we naar een stukkie water waar geen hond komt en met een lage oever. Mijn vrouw komt mee, want ze wil wel eens zien waar al die uren in de garage toe geleid hebben. Ik voel mij als de eerste dag dat je naar de basisschool ging en realiseer me dat ik als grote, volwassen kerel met een bootje ga spelen. No offence voor de vele modelbouwers die dit, wel of niet in clubverband, met enorm veel plezier doen. Ik test roer en schroef, alles doet het. Ik leg het scheepje voorzichtig in het water en kijk goed naar wat er gebeurt. En jawel, het vaart gewoon als een boot. De testvaart duurt een half uur en als ik het schip uit het water til, besef ik me dat ik geen boot heb gebouwd, maar een dobber, wel een leuke dobber en nog voor ik weer in de auto zit, heb ik besloten dat het volgende schip gebouwd moet gaan worden. Bemoedigend zegt mijn vrouw: “het komt wel goed schatje”.
Ik heb lang nagedacht over wat ik nou eigenlijk wil. Het modelbouwen is al een doel op zich, waar ik bijzonder veel plezier aan beleef. Maar ja, nu staan er inmiddels twee bedenksels op de kast. Ik bedacht me dat het fantastisch zou zijn als ik ‘mijn’ aluminium, elektrisch schip ooit zou kunnen laten bouwen. Met het door blijven ploeteren met mijn eigen versie van hoe een boot er uit moet zien, kan ik wel modelletjes blijven bouwen, maar misschien moet ik eens gaat praten met mensen die er wél verstand van hebben en dan maar zien “waar het schip strandt”. De titel van mijn project was geboren. Ik ben van beroep ooit grafisch vormgever geweest en weet nog wel hoe ik een folder of brochure in elkaar moet zetten. Maar ja, waar vul ik die brochure dan mee? Ik had weer iets gevonden waarmee ik mijn vrije uurtjes kon vullen: fotografie. De modellen vastleggen op de digitale plaat en het bewerken van de foto’s, daar ben ik uren mee bezig geweest. Bij al dat beeldmateriaal ook nog de teksten bedenken, een knappe layout maken en de brochure was geboren.
De twijfel en onzekerheid slaan toe. Als ik hiermee de boer op ga, hoe zal er gereageerd worden. Ik wordt uitgelachen, nagewezen en ik hoor uitspraken als “ach gossie”. Ik realiseer me dat, als ik het niet doe, dit het moment is waarop het schip strandt. Met al die uren op het Internet had ik al een aardig idee gekregen van de werven en werfjes die zich bezig houden met aluminiumbouw, waarbij ik moet toegeven door de masten de haven niet meer te kunnen zien. Ik besluit gewoon te beginnen en stuur de brochure naar vijf, min of meer willekeurig gekozen botenbouwers en wacht af. Resultaat: twee hebben het te druk, maar ik word door drie bouwers uitgenodigd voor een gesprek.
Met het bouwmodel op tafel ga ik de gesprekken in. Lang verhaal kort: mijn doel was een werf te vinden die het concept dermate interessant vindt dat mijn schip in productie genomen wordt. Helaas ziet niemand er brood in. Uiteraard willen ze het schip wel voor me bouwen, maar investeren en seriematig produceren gaat niet gebeuren. Áls het ultieme doel bereikt kan worden, presentatie op Hiswa of Boot Holland, zal ik het schip écht moeten laten bouwen. Voor nu is het belangrijkste dat ik alle commentaar, kritiek, adviezen, meningen en vooral de kennis van hoe dit hele proces werkt als ik het schip zélf zou laten bouwen, mee naar huis neem. En mijn conclusie is dat ik weer aan de tekentafel moet, óf ik laat het hierbij en hier strandt het schip.
De Stolperschouw
De winter komt eraan en ik moet in de weekenden toch wat te doen hebben. Alle meningen die ik tot nu toe gehoord heb van de vakmensen, familie en vrienden probeer ik mee te nemen in de aanpassingen van de nieuwe tekening. Drie maal is scheepsrecht. Ik ga het schip nog één keer bouwen en ik beloof mezelf dat dit de laatste is. Schaal 1 op 6.5. Het model wordt één meter lang. Het komt er nu op aan, dus ik kijk nu naar de kleinste details. Ik moet terug naar het basisprincipe: stoer maar niet lomp, basaal, ruim, klassiek én eigentijds. De kajuit komt te vervallen, althans, bij de basisuitvoering.
Mijn vrouw komt zo nu en dan even kijken en ook zij heeft een mening. Ze kijkt door haar wimpers en zegt: ‘nou, die zou ik wel willen hebben, maar dan wel met een voortent’. Ik kijk haar bedenkelijk aan en ze zegt: ‘een vrouw wil een voortent’. Oké schatje, komt in orde. Het is verdorie geen caravan. De radiografische spullen uit de Floryn bouw ik over in dit nieuwe schip, want ook hiermee moet ik een proefvaart kunnen maken. Van sleepoog tot vlaggenmasthouder én vlag en bolders, ik probeer alles zo realistisch mogelijk uit te voeren.
En als ook dit schip klaar is, bedenk ik me dat mijn vrouw nog een eis had gesteld: een canvas kajuit. Ik begin met een oud kussensloop en van dunne latjes lamineer ik de vorm die ik op dat moment kan verzinnen. De vorm maak ik solide met behulp van epoxy en het resultaat ziet er best wel goed uit. Óf dit dan ook een realistische uitvoering is, zal bepaald moeten worden door de vakman. Stel dat het schip op de markt komt, zou een échte kajuit misschien een optie kunnen zijn, dus dan toch maar ook nog een kajuit erop. De testvaart laat zien dat het schip mooi in het water ligt en in mijn bevooroordeelde ogen een aantrekkelijke verschijning op het water zal zijn.
Het lijkt erop dat ik, nu ook dit schip ‘klaar’ is, het moment dat het serieus ‘verder’ moet gaan, aan het uitstellen ben. Want het schip strandt hier óf het wordt 3 dimensionaal getekend. Tot nu toe waren de kosten van deze hobby te overzien. Oké, de radiografische spullen kosten niet niks en aan hout en spuitbussen verf is ook het nodige gespendeerd. Maar nu wordt geld uitgeven een serieuze zaak én een investering in de definitieve ambitie: het schip wordt gebouwd.
Op al mijn zoektochten had ik een 3D-tekenaar leren kennen en die heb ik benaderd voor de digitale uitwerking van mijn laatste scheepsmodel. Mijn vrouw en ik moesten toch even slikken bij het horen van de kosten, maar uit eerdere gesprekken met de kenners, had ik al wel begrepen dat dit wel de gebruikelijke tarieven zijn. Mijn vrouw ging akkoord. Enfin, het schip werd getekend en ik kreeg keurig alle bestanden, inclusief de snijbestanden voor het aluminium, digitaal op een USB-stickie aangeleverd. Ik zie mij nog staan in mijn woonkamer, kijk naar het stickie tussen mijn vingers en zeg tegen mijn vrouw: ‘kijk, onze boot’. Het stickie brandde in mijn handen en plotseling werd ik me ervan bewust, dat als ik de bestanden zomaar aan een botenbouwer zou leveren en een aantal maanden later mijn boot in de haven zou liggen, het weliswaar een boot is, maar misschien niet mijn boot. Stel dat de tekenaar dingen veranderd heeft. Het onderwaterschip heeft hij al veranderd, maar hoe staat het met de rest. Ik besluit om het schip nog één maal te bouwen en ik noem het dan: het controle-schip. Ik bestel 3 m2 PVC-plaat van 1 mm dik, ik laat de snijtekeningen op schaal printen op papier en begin elk onderdeel uit te snijden uit het PVC. In een maand tijd plak ik, volgens de bouwinstructies, het schip in elkaar en ben vervolgens blij dat ik dit gedaan heb. De vorm van het schip is anders. Als je snel kijkt zie je geen verschil, maar toch. Andere zeeg (potdeksel), de boegplaat is smaller en lager (hoger) en meer details zijn afwijkend. Ik kan nu in detail zien wat er anders aan moet en realiseer me dat de productie van het schip begint met het aanpassen van de 3D-tekening.
Wie-o-wie wil mijn schip bouwen.
In dit hele proces heb ik al vele namen van aluminium botenbouwers voorbij zien komen. Ik besluit te gaan inventariseren welke werven en bouwers er allemaal zijn in Nederland, wat ze maken en wat ze doen. Ik maak een Exelbestand aan en begin dit te vullen met alle websites die ik tegen kom. Sommigen kan ik so-ie-so overslaan. De één bouwt alleen werkboten, de ander alleen de visbootjes. Maar veruit de meesten hebben hun eigen vertrouwde productielijn aan varende loungesets en bouwen zeker geen custom ontwerpen. Er blijven er niet zoveel over en ik realiseer me dat ik er ongetwijfeld een aantal gemist heb. Ik begin met emails te sturen waarin ik korte uitleg geef over wie ik ben, wat ik doe en wil, met een paar plaatjes erbij van de Stolperschouw. Ik merk aan mezelf dat ik dit proces met veel meer zelfvertrouwen en kennis doe, dan een paar jaar geleden. Het enige wat ik vraag is of ze geïnteresseerd zouden zijn in het maken van een offerte van dit eerste ‘one-of’-schip. En wat denk je, de meeste haken af.
Gelukkig blijven er een handje vol over die enthousiast reageren en aan hen stuur ik de benodigde bestanden op basis waarvan ze een offerte kunnen samenstellen. Van drie botenbouwers ontvang ik de offerte. Een vierde zegde het toe, maar nooit meer reactie gehad. De prijzen liggen min-of-meer gelijk en dat is een probleem. Ik moet nu een keuze maken op basis van iets anders dan de prijs. Keuze op basis van gevoel, inschatting van kwaliteit, gedeeld enthousiasme... Ik heb mijn keuze gemaakt en voel me bezwaard voor de andere twee. Nu maar hopen dat ik geen spijt krijg.
De oude, bestaande, foute 3D-tekening lever ik aan, met daarbij een nauwgezette omschrijving van de vorm-technische aanpassingen. De tekenaar begint direct met constructieve aanpassingen, die, zoals vooraf toegezegd, de hoeveelheid aluminium en benodigde tijd voor het laswerk in kosten zouden reduceren. Ik merk in de communicatie dat ik vooral met betrekking tot de vormgeving voet bij stuk moet houden en krijg de indruk dat veel dingen die wat bewerkelijk zijn, als ‘lastig’ worden ervaren. Als ik te veel meegeef, wordt mijn schip een schip. Niet dat het geld op mijn rug groeit, maar het lijkt of de aluminium-botenbouw-branche gewend is dat alles zo goedkoop mogelijk moet, ook als je dan gaat inleveren op, eh... nou ja, dat wat een schip mooier maakt. Na een drie weken benaderen we de finale en aan de hand van de mij toegestuurde 3D-tekeningen, geef ik groen licht voor het vervolg: nesting, snijplan en snijden van 600? kilo aluminiumplaat.
Van modelbouw naar Stolperschouw
Ik had geen idee van levertijden, maar voor ik het wist (3 dagen), lag het aluminiumpakket op een grote aanhangwagen en werd het pakket afgeleverd bij het lasbedrijf. Het is eind september. Ik vroeg nog: ‘gaat het lukken vóór de zomer’? Eén week later was al te zien wat de werkelijke dimensies van mijn schip zou worden. Het gaat sneller dan ik dacht en realiseer me dat het moment, dat de details gemaakt en aangebracht moeten gaan worden, snel dichterbij komt. Mijn trots: de bolders, het sleepoog, de vormgeving van een helmstok, de aluminium hoekstukken voor de rubberen stootranden, van elk specifieke onderdeel maak ik een dummy op ware grootte van hout. Oh ja, de stootranden worden ook op maat gemaakt en laten een paar maanden op zich wachten. In de tussentijd wordt de techniek ingebouwd. Een draaibare POD3500, twee 48V lithium-accu’s en de rest van de elektronica, goed voor een dag lang varen, niet sneller dan zo’n 10 km/uur, enneh... alles "made in Holland".
Nu het schip z’n definitieve vorm heeft, besef ik me ook dat het geen klein schip is, althans, in mijn voorstellingsvermogen was ze kleiner. En het is ook niet een ‘effe-bootje-bouwen’ schip. Ze is complexer dan ik dacht. En dat blijkt ook uit de benodigde aantal uren die berekend worden. Een offerte is blijkbaar zoiets als het weer. Onberekenbaar, onvoorspelbaar en zeker niet betrouwbaar. Gelukkig word ik financieel ondersteund door de ‘broeren-leenbank’. Dank je broer.
Het beslag, de kers op de taart
Als je als vormgever iets hebt bedacht, maar je hebt niet de vaardigheden om het te maken zoáls je het bedacht had, moet de communicatie tussen jou en de uitvoerder optimaal zijn. Echter, de uitvoerder kan niet in je hoofd kijken. Dus alle vormen heb ik getekend én heb ik de houten dummy’s van gemaakt. Dus het kán niet fout gaan. Wat wél een dingetje begint te worden, dat zijn de uren die gewoon doortikken en in overleg met de uitvoerder, besluit ik een poging te doen om zélf het beslag te gaan maken. “aluminium laat zich hetzelfde bewerken als hout”, was mij verteld. Oké, maar dan wel hard hardhout. Ik had nog nooit met aluminium gewerkt, maar besloot dat dit dan weer een volgend leerproces zou zijn. Aluminium ‘platstaf’ en ‘rondstaf’ besteld en geïnventariseerd wat ik aan gereedschap heb liggen. De vormtekeningen geprint en met fotolijm op het aluminium geplakt. De haakse slijper, decoupeerzaag, boormachine en polijstmachine, houden mij een weekend bezig, en... verdorie, ik ben trots op het resultaat.
Bezoek aan BootHolland 2024
De eerste keer dat ik op de Hiswa kwam, was in het RAI-gebouw. Ik zal toen een jaar of 10 geweest zijn. Mijn vader ging het financieel vóór de wind en hij kocht daar z’n eerste nieuwe schip, een Zalmschouw van 9.8 meter lengte. De laatste keer dat ik op een botenbeurs ben geweest, was 15 jaar geleden op de ‘natte’ Hiswa, toen een vriend van mij bezig was met de aanschaf van een Kuster. Tóen kon ik, niet gehinderd door kooplust of bouwambities, mij baden in deze zee van onbereikbaar maritiem snoepgoed.
De rit naar Leeuwarden had nu een geheel andere lading: de concurrentie bekijken, of liever gezegd: leren hoe en wat de anderen zoal op de markt zetten. Ik denk dat ik alles wat er in Nederland te koop is aan aluminium, elektrisch aangedreven boten van rond de 6 meter, wel gezien heb op alle websites. Maar hier rondlopen, aanraken, gedetailleerd kijken, is een openbaring. Wel jammer dat er van al deze alu-bouwers er maar een handje vol aanwezig waren op de beurs. Ik kwam al snel tot de conclusie dat er tussen alle varende lounge-sets, er niet één schip enige vergelijking vertoonde met mijn bedenksel. Dat kan natuurlijk positief of negatief zijn. Heb ik iets gebouwd waar werkelijk geen enkele doelgroep voor te vinden is? Mijn vrouw en dochter zijn mee, bekijken alles door heel andere ogen én op een manier voor als ze ooit de Staatsloterij winnen. Mijn dochter kijkt ook naar de ‘woonboten’ want ze is kansloos op de huizenmarkt. Ze geven mij alle tijd om deze berg aan indrukken te absorberen. Ik kom diverse stands tegen van aluminium scheepsbouwers/verkopers, die ik een paar jaar geleden in mijn Exel-bestandje had gezet als potentiele bouwer van mijn schip. Wat ook een eye-opener was, is dat blijkbaar (bijna) alle alu-botenbouwers tegen dezelfde problemen aanlopen als ik, die aluminium gerelateerd zijn en dat de mate van afwerking de meeste tijd en dus geld kosten. Dus je kan wel zeggen en vinden dat het rauwe en industriële een bepaalde doelgroep aanspreekt, maar tegelijkertijd wordt het schip bedekt met wrappingfolie en kunststof dekken. De rubber stootranden, de lasnaden en hoekige vormen zijn dan toch wel de hoofdbrekens. Na een uitermate slechte lunch en tegen het eind van de middag was ik voldaan van alle indrukken en besloot ik dat de reden waarom ik begonnen was met het bouwen van de Stolperschouw, bevestigd is geworden op BootHolland; ze bouwen allemaal hetzelfde en mijn Stolperschouw is uniek, of je haar/hem nu mooi vind of niet.
Buiskap
Schoot me nog wat te binnen: de belofte aan mijn vrouw voor een dektent. Rap offertes aangevraagd, gesprekjes gehad over de mogelijkheden, waarmee ik ook gelijk weer geconfronteerd wordt met de onmogelijkheden. Samen met mijn vrouw de stof en kleur bepaald en order geplaatst. En ook hier weer: voet bij stuk, want voor je het weet heb je de driehoekige ramen en wordt het weer als alle anderen. Dit was eigenlijk een simpel ding, want ik had het model, de tekening en maatvoeringen al maanden geleden gemaakt. De tentenmaker hoefde alleen maar te zeggen: “ja, ik wil en ja, ik kan”. Het is overigens geen dektent, eigenlijk meer een ‘oversized’ buiskap. Of wellicht een huik. Na drie offertes kwam de gekozen tentenmaker langs voor opmeten. De exacte vorm en maatgevingen had ik natuurlijk ook op papier staan. Gelukkig ging hij mee in de niet-gebruikelijke raampartijen en een week later kwam hij langs met het frame en van bouwplastic maakte hij de mal. Een week later werd de mal gepast en raampartijen afgetekend. De week daarop volgend kwam hij met de kant-en-klare buiskap, alle bevestiging punten werden op het schip gemonteerd en... de buiskap staat er strak op. En, bijna precies zoals ik het bedacht had. Dank je Piet, voor het mooie werk.
Volgende toevoeging aan het schip was de belettering. Ook dit volgens het ontwerp dat vooraf al op het bouwmodel geplakt is. Letters besteld en aangebracht op het schip. Zijn (haar) identiteit was vastgelegd. Naam: Bauke, een Friese naam die ‘sterk’ schijnt te betekenen en ik heb h’m afgeleid van de aluminiumgrondstof bauxiet.
Het laatste (constructieve) dat nog gedaan moet worden, dat zijn de aluminium hoekstukken die de rubber stootranden insluiten. En als je nu ooit je schip duur wil maken, is dit wel de manier. Op BootHolland had ik al gezien dat alle botenbouwers hiermee worstelen. Dat geldt voor de stootrand en ook voor een esthetisch verantwoord afsluitstuk, want het rubber leidt een eigen leven. Bij het monteren op de romp is de vorm niet geheel meer zoals het bedoeld was en de hoekstukken moeten daarop worden aangepast. En die pakken we niet zomaar uit het schap. Mallen gemaakt van karton en de rest is handwerk en wederom: uurtje factuurtje.
De finale en madentrip
En toen kwam het grote moment: het schip is klaar en staat op de trailer. Afleverdatum 10 mei. Vooraf de diverse plekken bezocht voor het vinden van een geschikte boothelling. Helaas blijken de vier boothellingen in mijn omgeving te kort en te ondiep, geschikt voor bootjes van 4 á 5 meter. De conclusie was dan toch maar takelen. En dan wordt de keuze nog schaarser. Bij de ene haven werd de kraan net vervangen, andere haven geen tijd op 10 mei, derde haven te lastig voor de trip naar Van Ewijksluis. Uiteindelijk was jachthaven Willemsoord in Den Helder zeer meewerkend en konden we daar terecht voor de tewaterlating. Het schip werd daar per trailer afgeleverd en zag ik met enige ongerustheid Bauke te water gaan. Maar hij ligt prachtig in het water, iets hoger dan het bouwmodel, maar dat verandert als twee broers aan boord stappen met een fles Champagne.
De reis naar Van Ewijcksluis ging voorspoedig en ik kon voor het eerst ervaren hoe het schip zich gedroeg in het water. Wendbaarheid top, snelheid voldoende en bijzonder: geen motorgeronk. Via de Zeedoksluis het zoute water op (Boerenverdrietsluis is buiten gebruik) en via de Koopvaardersschutsluis weer het binnenwater op. Via sluis nummer drie, de Kooysluis, het Balgzandkanaal op. De laatste brug in Van Ewijcksluis stond genoteerd voor 1,2 meter doorvaarthoogte, maar met een 80 cm houdt het wel op. Dus de buiskap laten zakken en zo gleden we geruisloos jachthaven Van Ewijcksluis binnen.
Nu Bauke z’n eindbestemming heeft bereikt en veilig in z’n box ligt, realiseer ik me dat dit avontuur ten einde is. Tegelijkertijd kan dit ook het begin zijn van een nieuw avontuur, of… enfin, ik zal wel zien waar het schip strandt.